Een rib uit m’n lijf
20 december, 2024
Maandag 28 juni 2021
Ook als we slapen, zijn onze hersenen actief. Maar waarom slapen we dan? En waardoor slaapt de een goed en de ander slecht? Professor Eus van Someren van het Nederlands Herseninstituut in Amsterdam beantwoordt 10 vragen over slaap.
‘De wetenschappelijke ideeën over slaap veranderen continu. Vroeger werd gedacht dat mensen in slaap knock-out waren. Maar slapen is geen kwestie van ‘een schakelaar omzetten’ in de hersenen. We weten nu dat de hersenen continu bezig zijn. Alleen hebben we daar achteraf meestal geen herinnering aan. Gelukkig maar, want dat geeft ons het gevoel dat we goed hebben geslapen.’
‘Waarschijnlijk heeft slaap meerdere functies. Voorbeeld: in onze slaap verwerken we informatie die we overdag hebben opgenomen. Door gebeurtenissen overdag worden vele verbindingen gevormd tussen zenuwcellen in de hersenen. Als dat aantal verbindingen elke dag meer wordt, zal het netwerk van zenuwen uiteindelijk verstopt raken. Tijdens onze slaap bekijkt ons brein de verbindingen en haalt daar als het ware een gummetje over. Verbindingen die niet relevant zijn, worden ‘uitgegumd’. Zo worden we ’s ochtends wakker met een schoongeveegd brein. Dat geeft ruimte om weer nieuwe informatie op te nemen.’
‘Inderdaad, tijdens slaap gebeurt er heel veel in de hersenen. Slaap is absoluut geen onbenutte tijd. Het controleert en herstelt al die complexe verbindingen in de hersenen, en combineert ook stukjes informatie met elkaar. Als je weer wakker bent, kun je ineens het verband zien tussen brokjes informatie. Dat geeft meer overzicht en helpt om dingen juist te onthouden.’
Dit artikel gaat onder dit blok verder
Pubers slapen vaak slecht en te kort. Oorzaken: stress, laat slapen door huiswerk, schermgebruik en gebrek aan regels. Ook zorgen de veranderingen in puberhersenen voor een verschuiving van het slaapritme. En dat terwijl slaap heel erg belangrijk is voor je hersenen. Wij dagen je daarom uit samen met jouw puber te werken aan een betere nachtrust. Doen jullie mee met de SlaapChallenge?
‘Dat klopt. Ook daarbij heeft slaap een functie. Stel dat je op een druk kruispunt een ernstig ongeluk hebt gezien. Je bent helemaal van slag. Het is op zich goed dat je dat onthoudt, want dan zul je voortaan op kruispunten extra goed opletten. Maar uiteraard wil je niet bij elk kruispunt weer knikkende knieën, een bonzend hart en zwetende handen krijgen. Slaap helpt om de emotie bij de herinnering te verminderen.’
‘Ja. Als we mensen voor het slapengaan heftige foto’s laten zien, schrikken zij daar erg van. Maar als ze na het slapen opnieuw die plaatjes zien, is die schrikreactie minder. Als mensen in de tussentijd niet hebben geslapen, werkt dat minder goed. Slapen doet dus echt iets met die schrikreactie. Het ruimt de spanning op.’
‘Nee, bij mensen met het post-traumatisch stresssyndroom, oftewel PTSS, gaat dat niet goed. Militairen bijvoorbeeld die in oorlogsgebied zijn geweest, kunnen blijven schrikken van geluiden die hen daaraan herinneren. Zoals een helikopter die overvliegt, een deur die dichtslaat of zelfs een tik van een klok. Hun slaap kan de lichamelijke reacties niet van emotionele herinneringen afpellen.’
‘Erfelijke aanleg speelt daarbij een rol. Slapeloosheid, oftewel moeite hebben om in slaap te komen of om door te slapen, zit voor een deel in de genen. Dat hebben we ontdekt in samenwerking met de erfelijkheidsonderzoekster professor Daniëlle Posthuma. Ook ervaringen in je vroege jeugd kunnen je kwetsbaarder maken voor slapeloosheid.’
‘De aanleg voor slapeloosheid zit waarschijnlijk in enkele honderden genen. Opvallend is dat veel daarvan ook de aanleg voor angst en depressie vergroten. Vroeger dachten we dat slapeloosheid een stoornis was van de biologische klok, maar het heeft waarschijnlijk meer te maken met het regelen van emoties en spanningen.’
‘We denken dat zij de spanning van ervaringen overdag niet goed kunnen opruimen tijdens hun slaap. De spanning hoopt zich dag na dag op. Het lijkt er steeds meer op dat slapeloosheid een stoornis is in het opruimen van emoties. Op de langere duur kan moeheid, verminderde concentratie, somberheid of depressie ontstaan.’
‘We onderzoeken of we al bij jonge mensen kunnen vaststellen of zij risico hebben op slapeloosheid later in hun leven. Als we die mensen echt kunnen vinden, kunnen we misschien maatregelen nemen om te zorgen dat hun slaap zo goed mogelijk blijft. Dan komen zij niet in de neerwaartse spiraal die leidt naar slapeloosheid. Dat vermindert wellicht ook de kans op angst of depressie. Ik hoop dat we mensen met risico op slapeloosheid in de toekomst iets kunnen bieden waardoor zij zich beter gaan voelen. Dat is echt mijn droom.’