Wat is gedragsverandering?
Je hersenen regelen hoe je je gedraagt in verschillende situaties. Als door een hersenaandoening schade ontstaat in de hersenen, kan je gedrag veranderen. Wat dit precies voor gevolgen heeft, kan voor iedereen weer anders zijn. De ene persoon wil niets meer doen (passiviteit), terwijl een ander plotseling veel dingen doet zonder erover na te denken (impulsiviteit).
Gedragsverandering door een hersenaandoening betekent eigenlijk altijd dat je minder controle hebt over je eigen gedrag. Daarbij kan het moeilijker zijn om over jezelf na te denken en te zien hoe je veranderd bent (zelfreflectie). Een gedragsverandering kan ontstaan uit problemen met de sociale cognitie. Sociale cognitie betekent dat je gevoelens van een ander kunt aflezen, begrijpen, je kunt inleven in een ander en je gedrag hierop kunt aanpassen. Doordat je problemen hebt met sociale cognitie kan het zijn dat andere mensen vinden dat je niet goed reageert. Soms past je gedrag niet goed in de situatie en reageer je niet zoals het hoort. Het is voor jezelf lastig inschatten of je gedrag passend is of niet.
Gedragsverandering is voor naasten vaak een heftige ervaring: ze herkennen je soms niet meer en vinden dat je een ander karakter hebt gekregen. Voor jezelf kan dat ook heel verwarrend zijn, omdat het voor jezelf niet duidelijk is wat er veranderd is, maar anderen wel negatief op je reageren. Regelmatig ontstaan er discussies over de gedragsverandering of over wie er gelijk heeft.

Kaartje | Gedragsveranderingen
Kenmerken gedragsverandering
Bij gedragsverandering gaat het om een duidelijk verschil in hoe je je nu gedraagt, vergeleken met hoe je was vóór de hersenaandoening. Het kan zijn dat bepaald gedrag versterkt is, maar soms gaat het ook om een volledige verandering. Zo kunnen mensen die eerder rustig waren en goed nadachten, ineens heel fel en boos reageren.
Voorbeelden van gedragsveranderingen die vaak voorkomen zijn:
• je reageert sneller boos. Soms ben je zelfs agressief (prikkelbaar)
• je reageert niet altijd zoals het hoort in een sociale situatie (sociaal onaangepast gedrag) en doet dingen zonder erover na te denken (ontremming)
• je begint weinig dingen uit jezelf (initiatief nemen) en laat weinig emotie (bijvoorbeeld blijdschap of verdriet) of enthousiasme zien (apathie). Ook kan je weinig zin hebben in dingen (motivatie)
• je voelt je niet meer jezelf (vervreemding)
• je lacht of huilt veel en zonder controle (dwanglachen of dwanghuilen)
• je begrijpt humor niet meer of maakt opmerkingen die anderen als kwetsend ervaren. Je kunt je daarbij niet meer goed in anderen verplaatsen waardoor ze vinden dat je alleen maar aan jezelf denkt (egoïsme)
• je kunt er niet goed tegen als dingen niet gaan zoals je wilt. Alles moet op een bepaalde manier (dwangmatig gedrag)
Als je naasten dit soort veranderingen in gedrag zien, denken ze vaak eerst dat het komt door alle emoties die je ervaart doordat je een hersenaandoening hebt. Het is namelijk moeilijk om te leren omgaan met dingen die niet meer zo gaan als vroeger. Je naasten denken vaak dat het wel weer goed zal komen. Soms is dat ook zo, maar gedragsveranderingen kunnen ook een blijvend gevolg zijn van de hersenschade. Het kost tijd voor naasten om hieraan te wennen.
Impact van gedragsverandering
Het is moeilijk omgaan met de gevolgen van een hersenaandoening. Misschien voelt je toekomst onzeker en ervaar je problemen in het dagelijks leven. Dat kan je bang, boos, verdrietig of onzeker maken. Deze reactie is heel normaal en gezond. Het hoort bij de veranderingen die je meemaakt. Het helpt je om de veranderingen te accepteren en je aan te passen aan de nieuwe situatie. Je kan het vergelijken met een rouwproces; je neemt afscheid van hoe je eerder was en bent op zoek naar een nieuw evenwicht. Dat kost tijd en emoties horen daarbij.
Gedragsverandering kan veel gevolgen hebben. Niet alleen voor jou, maar ook voor je naasten. Aan de buitenkant zie je niet of iemands gedrag veranderd is. Vaak kom je er pas na een tijdje achter wat de impact van de gedragsverandering is. Vooral je naasten hebben in de gaten of en hoeveel je veranderd bent. Doordat je aan de buitenkant niet ziet hoe je je van binnen voelt, kunnen jij en je naasten zich onbegrepen voelen.
Wat de impact van gedragsverandering is, verschilt per persoon. Vroeger was je misschien heel introvert en vond je sociaal contact spannend, nu maak je gemakkelijker een praatje. Vaak is het lastig om aan de gedragsverandering te wennen, omdat er veel kan veranderen.
Andere manieren waarop je de gevolgen van gedragsverandering kunt merken, zijn:
je bent op jezelf gericht en houdt weinig rekening met anderen. Je doet bijvoorbeeld weinig dingen uit jezelf (initiatief nemen), zoals taken in huis, omdat je niet opmerkt welke taken je kunt doen. De verwachting van iemand anders is dan dat je wel iets doet. Doordat je minder goed de emoties van anderen kunt inschatten, heb je misschien niet door dat je partner het vervelend vindt dat je minder uit jezelf helpt.
Oorzaak van gedragsverandering in de hersenen
Hoe je gedrag verandert, verschilt per persoon en hangt af van de schade in je hersenen: waar deze zit, hoe groot de schade is en ook hoe de schade is ontstaan (bijvoorbeeld door een ongeluk of door een tumor die langzaam groeit). Vooral bij schade aan de voorste delen van de hersenen (frontaalkwab) of als je hersenen ernstig beschadigd zijn, kunnen er grote gedragsveranderingen ontstaan.
Sommige gedragsveranderingen ontstaan door een combinatie van psychologische reacties en schade in de hersenen. Als je ineens veel moet huilen bijvoorbeeld. Dat kan komen doordat je verdrietig bent dat je iets niet meer kunt als vroeger. Het kan ook zijn dat je door hersenschade veel emotioneler reageert dan eerst. Je verdrietige gevoel heeft dan eigenlijk een dubbele oorzaak.
Aandoeningen die leiden tot gedragsverandering
Hersenaandoeningen die kunnen leiden tot veranderd gedrag zijn:
• Een beroerte
• Traumatisch hersenletsel
• Een hersentumor
• Dementie, vooral frontotemporale dementie
• De ziekte van Parkinson
• Multiple Sclerose (MS)
Behandelen van gedragsverandering
Als gedragsveranderingen veroorzaakt worden door schade aan je hersenen, gaan ze meestal niet meer over. Uit jezelf manieren vinden om ermee om te gaan, gaat niet vanzelf, doordat je eigen inzicht in de veranderingen meestal niet genoeg is. Het is vooral de omgeving die jouw veranderingen ziet en niet jijzelf. Dat maakt het voor jou en je naasten erg lastig om aan te passen aan de gedragsverandering. Daarom is hulp bij het maken van die aanpassingen aan te raden.
Er zijn behandelingen die je helpen om met de nieuwe situatie om te gaan. Tijdens de behandeling bekijk je samen met jouw behandelaar en je naaste(n) wat er veranderd is in de hersenen en waarom dat leidt tot bepaalde veranderingen in gedrag. Je krijgt adviezen en oefeningen die kunnen helpen om met de gedragsverandering om te gaan in het samen leven en samen werken met anderen.
Een behandeling die je helpt met sociale cognitie, is de T-ScEmo. Hierin leer je stap voor stap de emoties van een ander herkennen (bijvoorbeeld in hun gezicht en lichaamshouding) en de bedoelingen van de ander begrijpen. Ook leer je om je eigen gedrag zo te sturen dat het beter past bij een sociale situatie. Je leert je dus beter inleven in een ander, de ander begrijpen en je gedrag hierop aanpassen. Voorbeelden van oefeningen zijn hoe je kunt luisteren, de eerste stap kunt zetten voor sociaal contact (initiatief nemen), sorry kunt zeggen, niet te woest wordt en een prettige afstand houdt.

Brochure | Gedragsveranderingen
Tips voor mensen met gedragsverandering
- Probeer hulp te zoeken. Ga naar je huisarts en neem je naaste mee. Je huisarts kan met je meedenken over passende ondersteuning.
- Bespreek met je naaste hoe je met de gedragsverandering om wilt gaan en hoe je elkaar feedback kunt geven. Bespreek vooral met elkaar wat je prettig vindt en wat niet. Bijvoorbeeld: wil je geremd worden, of heb je juist een extra hint nodig om op gang te komen? Heb je moeite met plannen, organiseren en met iets beginnen, laat je dan helpen door je naasten en zorg voor een duidelijke agenda of een planbord.
- Geef aan als dingen te snel gaan en als je het overzicht kwijt bent. Bijvoorbeeld in een gesprek, een drukke situatie met meerdere mensen, of in het verkeer.
- Vraag je naasten om aan te geven hoe zij zich voelen en wat zij verwachten.
- Ga niet in discussie of je wel of niet veranderd bent, maar bespreek wat er nodig is om het samen beter te hebben.
- Wissel activiteit en rust af, doe geen moeilijke (sociale) taken als je al vermoeid bent: vermoeidheid en spanning maken je sneller boos en zorgen dat je geprikkeld reageert.
- Informeer klasgenoten of collega’s over gedragsverandering en over wat je van hen nodig hebt. Zo weten anderen bijvoorbeeld dat boosheid geen persoonlijke aanval is, maar volgt uit de hersenschade. Het helpt als anderen weten wat ze kunnen doen. Bijvoorbeeld je tijd en ruimte geven om rustig te worden, of je tijdens pauzes echt even met rust laten. Ook begrijpen zij dan beter waarom je een pauze neemt en snappen ze dat je niet zomaar wegloopt.
Tips voor naasten van mensen met gedragsverandering
- Help je naaste om hulp te zoeken. Schakel professionele hulp in. De huisarts kan je helpen om passende ondersteuning te vinden.
- Bedenk dat gedragsveranderingen een gevolg zijn van een hersenaandoening. Je naaste doet het niet expres.
- Ga niet in discussie om gelijk te krijgen. Een professional kan jullie hierbij ondersteunen.
- Praat over je eigen gevoelens en verwachtingen en wacht niet af tot je naaste dit zelf opmerkt of ernaar vraagt.
- Kijk naar wat er wél goed gaat. Door vooral aandacht te hebben voor de dingen die goed gaan, bouw je samen vertrouwen op.
- Bied steun, laat zien dat je het begrijpt en probeer je aan te passen als dat nodig is.
- Spreek met elkaar af op welke manier je naaste geholpen wil worden. Neem niet zonder het te vragen dingen van je naaste over en verbeter je naaste niet waar anderen bij zijn.
- Het is voor je naaste vaak lastig en vervelend als iemand steeds wijst op dingen die niet goed gaan.
- Spreek met elkaar af hoe jullie in sociale situaties omgaan met gedrag dat niet passend is. Wil je naaste dat je heel duidelijk feedback geeft of dat je jezelf aanpast aan de situatie? Je kunt ook een woord of gebaar afspreken om bepaald gedrag af te remmen.
- Zorg goed voor jezelf en vraag zo nodig (professionele) hulp: je hoeft niet alle zorg voor je naaste zelf te doen en regelen. Vraag vrienden en familie om mee te helpen. Blijf leuke en ontspannende activiteiten doen en blijf niet thuis zitten.
- Geef je eigen grenzen aan. Je hebt er begrip voor dat je naaste zijn gedrag niet altijd onder controle heeft, maar dat betekent niet dat je altijd alles moet accepteren. Probeer altijd rustig en duidelijk te reageren, maar houd in de gaten wat je wel en niet vindt kunnen. Neem zelf een pauze als dit nodig is.
- Zoek contact met andere mensen die een naaste hebben met gedragsverandering. Het kan fijn zijn om het over je ervaring te hebben en elkaar te helpen.
De Hersenstichting heeft bij het opstellen van deze tekst dankbaar gebruik gemaakt van adviezen van:
- Dr. Danielle Boelen, klinisch neuropsycholoog bij Deventer Ziekenhuis
- Prof. dr. Joke Spikman, klinisch neuropsycholoog, en hoogleraar UMCG te Groningen
- Dr. Marjon Westerhof-Evers, klinisch neuropsycholoog in opleiding, UMCG, Centrum voor Revalidatie, locatie Beatrixoord te Haren
Laatste update: februari 2025